De Rozenprinses - Rik Verlé



Er was eens … lang geleden, in een heel ver land, een beeldschone prinses die Narcisa heette. Zo groot was haar schoonheid dat er een hele industrie rond haar ontstaan was. Omdat er toen nog geen fototoestellen of smartphonecamera’s bestonden, maakte de hofschilder elk jaar een portret van haar dat vervolgens in zijn atelier door zijn vele assistenten veelvuldig gekopieerd werd in allerlei formaten, die vervolgens tot ver buiten de landsgrenzen verkocht werden. Op die manier kon iedereen die dat wou haar schoonheid bewonderen. Wat echter alleen in hofkringen geweten was, was dat prinses Narcisa een lelijk karakter had. Ze was koppig, ijdel en verwaand, en het hele hof vreesde haar plotse woede-uitbarstingen.

 

In de ogen van haar vader de koning kon ze echter niets verkeerds doen. Ze was immers al wat hem nog restte van zijn vrouw, die hem en hun dochter lang geleden in de steek gelaten had voor één of andere buitenlandse charmeur. Hij willigde daarom al haar grilletjes onmiddellijk in. Als ze bijvoorbeeld in het midden van de winter ineens aardbeien wou, stuurde hij onmiddellijk zijn snelste koeriers op pad om die te gaan halen in de verre streken waar de zon nog voldoende warmte gaf. Hij liet zelfs door zijn beste tovenaars middelen uitvinden om de zoete rode vruchten voldoende lang vers te houden.

 

De koning begon echter ook al een dagje ouder te worden en hij wilde daarom graag een waardige echtgenoot voor zijn dochter vinden, die samen met haar het koninkrijk kon besturen wanneer hij daar niet meer toe in staat was, en die natuurlijk ook voor kleinkinderen zou zorgen. Prinses Narcisa verzette zich hevig tegen deze beslissing omdat ze vreesde dat ze met een man naast zich haar willetje niet meer zou kunnen doordrijven. Voor één keer hield de koning echter voet bij stuk. ‘Nee dochter,’ zei hij, ‘wanneer het om staatsbelangen gaat, moeten persoonlijke belangen wijken.’ Tja, daar stond prinses Narcisa dan met haar prachtige mond vol tanden. Morrend gaf ze toe, maar ze besloot heimelijk dat ze het de huwelijkskandidaten zo moeilijk zou maken dat die het allemaal zouden opgeven.

 

Kort daarop werden de koninklijke boden uitgestuurd om in alle uithoeken van de toen gekende wereld aan te kondigen dat er voor de prinses een echtgenoot gezocht werd. Het nieuws werd overal met grote belangstelling onthaald. De prinses was immers niet alleen erg mooi maar haar land was ook zeer rijk omdat het de enige plek was waar rozen wilden groeien, die daarom een belangrijk exportproduct vormden. Witte rozen waren het, want andere soorten bestonden er niet. Al gauw begonnen dus prinsen van heinde en ver aan te komen in de hoofdstad om zich kandidaat te stellen.

 

Dag na dag maakten ze hun opwachting aan het hof om een audiëntie te vragen bij de prinses. Prinses Narcisa liet hen echter steevast een halve dag of langer wachten. Wanneer ze hen tenslotte toeliet in de audiëntieruimte, deden ze hun uiterste best om haar te imponeren. Eentje toonde haar zijn fysieke kracht door zomaar eventjes honderd kilo op te tillen. Een andere probeerde haar te overtuigen van zijn intelligentie door allerlei ingewikkelde wiskundige formules op te schrijven. Een derde liet haar de lekkerste gerechten serveren die hij zelf bereid had. De volgende etaleerde dan weer zijn goede smaak door de meest verfijnde kledij te dragen, en daarna zong er eentje met een welluidende stem liefdesliederen die hij zelf gecomponeerd had. Uiteraard waren er ook die probeerden te tonen dat ze een goede partij zouden zijn doordat ze even knap waren als de prinses zelf. Vreselijke ijdeltuiten waren het, allemaal.

 

Zo passeerden al die kandidaten elke dag weer aan het hof, waarbij nu eens de ene, dan weer een andere de aandacht probeerde te trekken. De koning zag verschillende kandidaten wel zitten als toekomstige schoonzoon, en keek dus telkens vol verwachting naar prinses Narcisa, die naast hem zat. Zij behandelde hen echter allemaal met kille onverschilligheid, en liet zelfs meermaals haar verveling blijken door hardop te geeuwen, wat eigenlijk heel onbeleefd was. Ontmoedigd gaven daardoor geleidelijk aan steeds meer prinsen het op.

 

Eén was er echter die bleef volhouden. Christian was zijn naam. Elke dag opnieuw trotseerde hij de vele uren wachten in de benauwde, stoffige ruimte die gebruikt werd voor prinsen van derde rang, en daarna de misprijzende houding van de prinses. Hij was niet zoals de anderen. Hij was niet buitengewoon knap, of intelligent, of sterk, of elegant of iets dergelijks. In tegenstelling tot de anderen had hij ook niet geprobeerd om indruk op de prinses te maken maar zich tot nu toe steeds op de achtergrond gehouden.

 

Toch was ook hij op zijn manier bijzonder. Hij had namelijk een edel hart, en dat gaf hem het vermogen om diep in het hart van anderen te kijken. Toen hij prinses Narcisa voor het eerst zag, keek hij dwars door haar arrogantie en prikkelbaarheid heen. Hij zag dat zij eigenlijk een gekwetst, boos meisje was doordat haar moeder haar als kind verlaten had en iedereen haar sindsdien alleen maar op haar uiterlijk beoordeeld had. Dit inzicht gaf hem het doorzettingsvermogen om haar liefde proberen te winnen.

 

Prinses Narcisa wist niet zo goed wat zij met deze vreemde prins moest aanvangen. Het frustreerde haar dat hij niet wou opgeven, waardoor zij niet naar haar oude leventje kon terugkeren. Eigenlijk zou zij hem het liefst aan de deur laten zetten hebben, maar de hofetiquette liet zoiets niet toe. Bovendien wilde haar vader nog steeds absoluut dat zij zou trouwen. Wanneer zij hem er probeerde van te overtuigen dat deze prins te onbetekenend was om later hun grootse koninkrijk te regeren, herinnerde hij er haar koeltjes aan dat zij zelf alle meer geschikte kandidaten had weggejaagd.

 

Noodgedwongen bedacht zij daarom een oplossing. Op een hoge toon zei zij tegen haar vader dat zij het huwelijksaanzoek van prins Christian misschien in overweging zou nemen wanneer hij erin slaagde om haar gele rozen te brengen. Onthutst door zo’n buitensporige eis keek de koning haar aan. Enerzijds leek het hem onwaarschijnlijk dat de prins hierin zou slagen. Anderzijds bedacht hij wat het voor hun land zou betekenen indien het toch zou lukken en zij hierdoor in de toekomst behalve witte ook gele rozen zouden kunnen exporteren. Uiteindelijk stemde hij daarom met het voorstel van prinses Narcisa in.

 

Bij de volgende audiëntie wierp zij prins Christian haar koelste blik toe en deelde hem haar besluit mee. Hij slikte even toen hij haar eis hoorde, stamelde toen zachtjes: ‘Zoals u wenst, uwe hoogheid,’ en verliet vervolgens het paleis. Eenmaal buiten begon hij zijn hoofd te breken over hoe hij aan haar wens kon voldoen. Wat zij wou, leek hem volstrekt onmogelijk. Gewoon een boeket witte rozen geel verven was geen optie, omdat dit bedrog was maar een meer natuurlijke oplossing zoals de rozen proberen te kruisen met een geel bloemenras zou ongetwijfeld vele generaties duren en zoveel tijd had hij niet.

 

Bijna een week na de audiëntie bij de prinses dacht hij ineens aan een oude magiër die in de bergen op twee dagreizen van de hoofdstad woonde. Men zei dat hij een groot tovenaar was maar dat zijn methoden erg ongewoon waren waardoor hij door de meeste mensen gemeden werd. Prins Christian was inmiddels echter wanhopig genoeg om het een kans te geven. Hij huurde een ezel en trok de bergen in.

 

Toen hij twee dagen later bestoft en vermoeid aankwam in de kleine bergvallei waar de magiër naar verluid woonde, moest hij een hele tijd zoeken naar diens woonst, tot hij uiteindelijk bijna per toeval een kleine opening zag in één van de rotswanden. Niet helemaal op zijn gemak kroop hij erdoor en kwam in een ruime grot terecht. Wat hij daar zag, deed zijn mond openvallen van verbazing. In het midden van de grot zat de magiër in diepe meditatie verzonken, terwijl rondom hem allerlei vreemde voorwerpen in de lucht zweefden. Dit moest inderdaad een groot tovenaar zijn!

 

Hij was zich net aan het afvragen of hij de tovenaar mocht storen in zijn meditatie, toen deze hem, zonder de ogen te openen toesprak: ‘Welkom. Je wil dus weten hoe je het hart van prinses Narcisa kan winnen? Stomverbaasd keek prins Christian hem aan. Hoe kon deze tovenaar in godsnaam weten waarvoor hij kwam? Onverstoorbaar herhaalde de tovenaar echter zijn vraag, dus hakkelde prins Christian: ‘Jawel, o grote magiër.’ ‘En wil je dit zo graag dat je bereid bent hiervoor blindelings alles te doen wat ik van je vraag?’, vroeg de tovenaar. Nu twijfelde prins Christian toch wel even want hij wist niet of de tovenaar wel te vertrouwen was. Hij was namelijk niet in staat in diens hart kijken. Maar hij wist ook dat hij prinses Narcisa als vrouw wilde. Bovendien was hij onder de indruk van de zwevende voorwerpen, dus zei hij uiteindelijk bevend ja.

 

De tovenaar opende nu voor het eerst zijn ogen. Blauwe ogen waren het, blauw en peilloos diep zoals de zeeën in het noorden van het land. Kalm zei hij: ‘Dan moet je mij al het goud brengen dat je bezit, en ik zal ervoor zorgen dat je de prinses gele rozen kan geven.’ Nu werd prins Christian toch weer wantrouwig omdat de tovenaar al dat goud vroeg, maar hij had nu eenmaal beloofd alles te doen wat de tovenaar hem vroeg en met zijn nobel hart was hij niet in staat om een belofte te breken. Hij keerde dus terug naar de hoofdstad en eenmaal daar aangekomen stuurde hij een boodschapper naar zijn prinsdom met het bevel om hem de schatkist te sturen.

 

Met een snelle koerierdienst (die toen wel al bestond, maar nog met postkoetsen in plaats van bestelwagens werkte) kwam de schatkist een paar dagen later al aan. Prins Christian maakte hem stevig vast op een tweede muilezel en trok, ditmaal vergezeld van een stel potige dienaars zodat niemand het goud zou stelen, terug de bergen in. Toen ze de vallei betraden durfde geen enkele van die stevige kerels echter verder te gaan omdat ze doodsbang waren voor de tovenaar, dus moest prins Christian alleen de kist de grot binnen sleuren.

 

Wat hij daar te zien kreeg, was misschien nog wel vreemder dan de vorige keer. De tovenaar stond in een yogahouding op zijn hoofd terwijl alles rondom hem bliksemsnel rondtolde. Toen hij de prins zag, ging hij rechtop staan met een soepelheid die je gezien zijn rimpels en zijn lange grijze haren niet zou verwachten en deed met een enkele vingerknip de kist vanzelf opengaan. Hij wierp een achteloze blik op het goud alsof het hem niet al te zeer interesseerde, knikte even, en legde er een bos witte rozen bovenop. Toen prevelde hij hardop een lange, ingewikkelde spreuk en kijk: het goud begon te verdampen en trok langzaam in de bloemen, waardoor deze geleidelijk aan geel kleurden.

 

Verbluft keek prins Christian naar het spektakel want zo’n wonder had hij nog nooit gezien. Dit was inderdaad een zeer grote tovenaar! Hij begon stamelend woorden van dank te zeggen, maar de tovenaar wuifde ze achteloos weg en nam weer één of andere ingewikkelde yogahouding aan. Prins Christian greep de bloemen en haastte zich terug naar de hoofdstad. Hij maakte zich zorgen dat de bloemen onderweg zouden verwelken, maar blijkbaar had de tovenaar aan alles gedacht want ze bleven fris. Eenmaal bij het paleis aangekomen, vroeg hij een spoedaudiëntie aan bij de prinses.

 

Inmiddels waren er verscheidene weken gepasseerd en de hele hofhouding ging er dus vanuit dat ook prins Christian het opgegeven had. De koning begon er zich al somber mee te verzoenen dat zijn bloedlijn zou uitsterven, terwijl prinses Narcisa haar herwonnen vrijheid vierde. Het nieuws dat de prins een audiëntie aanvroeg, wekte dan ook grote verbazing. Die verbazing werd nog veel groter toen hij triomfantelijk de audiëntiezaal binnenstapte met in zijn handen een grote bos gele rozen. Overal in de zaal vielen monden wagenwijd open, terwijl prins Christian zonder toestemming te vragen doorliep tot vlak voor de troon en de rozen met een sierlijke buiging voor de voeten van de prinses neerlegde.

 

Minutenlang bleef het stil, maar iedereen keek nu met heel andere ogen naar deze schijnbaar onbetekenende prins die zo’n moeilijke opdracht tot een goed einde had gebracht. Ook de prinses moest inwendig toegeven dat ze zich in hem vergist had, maar ze was nog niet bereid om zich zomaar gewonnen te geven. Nog voor de koning iets kon zeggen, richtte ze zich dus tot prins Christian en zei: ‘Mijn gelukwensen, prins. Ik zie dat u mijn wens vervuld heeft. Wanneer u mij nu ook rode rozen weet te brengen, zal ik uw wens vervullen en uw echtgenote worden.’

 

Verbouwereerd door alweer zo’n buitensporige eis keek iedereen in de zaal eerst naar haar, en vervolgens naar de koning om te zien hoe deze zou reageren. Ook de koning vond dat zijn dochter het prins Christian wel heel erg moeilijk maakte, maar anderzijds moest een prins die gele rozen kon brengen er ongetwijfeld toch ook rode kunnen vinden, bedacht hij, en hoeveel rijker zou het land worden als ze niet twee maar drie soorten rozen konden exporteren? Hij zei dus niets, maar knikte gewoon even om zijn instemming met zijn dochter te tonen.

 

Beteuterd moest die arme prins Christian het paleis verlaten. Er zat hem niets anders op dan nogmaals de hulp in te roepen van de tovenaar. Toen hij na alweer een uitputtende bergtocht bij diens grot aankwam, was hij benieuwd wat voor ongewoon schouwspel hij daar nu weer zou aantreffen. De tovenaar zat ditmaal echter heel gewoon thee te drinken, en alle voorwerpen lagen bewegingloos op de grond. Toen hij de prins zag, wenkte hij hem met een joviaal gebaar om naast hem te komen zitten. Prins Christian zag nu pas dat daar al een tweede theekopje klaarstond. De tovenaar had hem dus blijkbaar opnieuw verwacht.

 

De prins had liever wat afstand gehouden omdat hij toch wat bang was voor zo’n machtige tovenaar, maar kon niet anders dan de uitnodiging accepteren. Hij ging zitten en keek toe hoe de tovenaar met een vloeiend gebaar een kopje thee voor hem uitschonk. Hij hief het kopje naar zijn mond, half verwachtend dat er één of ander vies brouwsel zou inzitten, maar tot zijn verrassing was het gewoon verse groene thee met een vleugje munt, lekker en heel verkwikkend na die lange bergtocht.

 

De tovenaar keek goedkeurend toe hoe de prins het kopje helemaal leegdronk, boog zich toen voorover, en zei: ‘Ik veronderstel dat je me komt vragen of ik je rode rozen kan bezorgen voor de prinses?’ Prins Christian vroeg zich al lang niet meer af hoe de tovenaar, die tenslotte toch als een kluizenaar leefde, zo goed op de hoogte kon zijn en knikte alleen maar. De tovenaar zei: ‘Goed!’ en klapte daarbij even in de handen. Vervolgens begon hij een spreuk te prevelen. Vóór de ogen van de prins materialiseerde zich langzaam een kleine dolk uit de lucht en viel toen vlak voor hem neer.

 

Vragend keek hij de tovenaar aan. Deze zei: ‘Als het je werkelijk menens is met de prinses, ga dan naar het paleis met een bos witte rozen en deze dolk, en doorsteek jezelf ermee wanneer je voor haar staat. Mijn magie zal de rest doen. Ik geef je wel nog dit mee: hoe dichter bij je hart je steekt, hoe beter het resultaat zal zijn. Eigenlijk zou je hem zelfs best in je hart steken.’ Geschokt zei de prins: ‘Maar dat is levensgevaarlijk!’ De tovenaar leek er zich niets van aan te trekken en zei met een brede grijns: ‘Tja, voor dit soort krachtige magie moet je nu eenmaal bereid zijn een offer te brengen.’ Toen leek er iets te veranderen in hem en met een haast tedere stem vervolgde hij: ‘Laat je leiden door je hart, dan zal je weten wat te doen.’

 

Doodsbang en met heel wat twijfels reed prins Christian de lange weg terug naar de hoofdstad. Onderweg vroeg hij zich de hele tijd af of hij zou doen wat de tovenaar gezegd had of het gewoon zou opgeven en de magische dolk ergens weggooien in een diep ravijn waar niemand hem per ongeluk kon vinden. Na verloop van tijd herinnerde hij zich echter wat de tovenaar hem gezegd had over het volgen van zijn hart, en hoe vriendelijk de tovenaar geklonken had toen hij dit zei. Dit hielp hem om weer enigszins tot rust te komen.

 

Eenmaal in de hoofdstad aangekomen, kocht hij het grootste boeket witte rozen dat hij kon vinden en reed verder naar het paleis, niet precies wetend wat hij zou doen wanneer hij voor de prinses stond. Zodra de poortwachters hem zagen aankomen, lieten ze hem onmiddellijk door. Hij hoefde zich zelfs niet aan te laten kondigen, maar mocht rechtstreeks doorlopen naar de audiëntiezaal. De hele hofhouding, inclusief de koning en de prinses, zat daar reeds gespannen op hem te wachten. Toen ze zagen dat hij slechts witte rozen bij zich had, stak er overal een geroezemoes in de zaal op. De koning en de prinses wachtten echter af, terwijl hij vlak voor hen kwam staan.

 

Tot op dat moment had er nog steeds een tweestrijd in de prins gewoed over wat hij zou doen. Toen hij echter recht voor de prinses stond, kon hij nog beter het kwetsbare meisje zien dat ze vanbinnen was, en dit bevrijdde hem van alle twijfels. Met één vloeiende beweging trok hij de dolk uit zijn jas, en stak deze zonder een woord te zeggen maar met een glimlach op de lippen middenin in zijn hart. Amper een seconde later viel hij dood voor de voeten van de prinses neer. In shock keek deze naar hem. Ze wou gillen maar de klanken stokten in haar keel.

 

Ondertussen begon het bloed uit de prins weg te stromen en zie: waar het de rozen raakte, leken deze op miraculeuze wijze het bloed op te slorpen en van binnenuit zelf langzaam rood te kleuren. Het was zo’n wonderlijk schouwspel dat het geroezemoes weer verstomde en iedereen vol ontzag keek naar wat er zich voor hun ogen afspeelde. Niemand had ooit zo’n grote magie gezien.

 

Prinses Narcisa echter had geen oog voor de rozen, zij keek alleen naar de prins. Een pijn waarvan ze het bestaan lang geleden vergeten was, maakte zich los uit haar hart. Het was de pijn van haar moeder die haar lang geleden in de steek gelaten had en van haar vader en al die hovelingen die alleen maar omwille van haar buitenkant van haar gehouden hadden. Nu pas besefte zij dat prins Christian de eerste en enige was die werkelijk van haar gehouden had voor wie zij was maar dat hij door haar blinde arrogantie dood aan haar voeten lag.

 

Ze begon te huilen, misschien wel voor het eerst in haar leven. Tranen van berouw waren het omdat ze zich zo egoïstisch gedragen had, maar ook oprechte tranen van spijt over wat had kunnen zijn indien ze prins Christian een kans gegeven had. En kijk: waar haar tranen sommige van de rode rozen raakten, leken deze nu ook de tranen op te slorpen en daardoor langzaam roze te kleuren. Zoveel wonderen had het hof nog nooit gezien.

 

Nog een groter wonder was echter op komst, want prinses Narcisa had zich nu huilend voorover geworpen en lag op de borst van de prins luidop te snikken. Haar tranen vielen daardoor op de dolk en ineens begon deze letterlijk weg te smelten. Vervolgens liepen haar vele tranen ook naar de wonde in de borst van de prins en wasten deze letterlijk schoon. En plots begon hij weer te ademen! Prinses Narcisa had door haar tranen weinig gezien van wat er rondom haar gebeurde maar ze voelde hoe de borst van prins Christian onder haar in beweging kwam, en hoorde nu ook hoe zijn hart weer begon te kloppen.

 

Vol ongeloof keek ze op, veegde de tranen uit haar ogen en zag hoe prins Christian langzaam de zijne opende. Terwijl ze weer begon te huilen, ditmaal van opluchting, wierp ze zich in zijn armen. Nog erg verzwakt door al het bloed dat hij verloren had, sloeg hij ze rond haar. Hij voelde echter hoe het leven geleidelijk aan steeds meer in hem terugkeerde en was na een tijdje in staat om, met prinses Narcisa nog steeds in zijn armen, rechtop te staan. Op dat moment barstte een gejubel uit onder de hovelingen dat tot ver buiten het paleis te horen was.

 

In een donker hoekje van de zaal, vermomd in een onopvallende mantel, keek de tovenaar glimlachend toe. Van de yogi’s uit het verre oosten had hij geleerd hoe hij op twee plaatsen tegelijk aanwezig kon zijn, waardoor hij alles van nabij had kunnen volgen. En omdat hij een goede psycholoog was, had hij voorzien dat alleen deze daad van ware liefde het hart van de prinses zou openen. Hij wist ook allang dat de liefde haar eigen magie bezat waardoor de prins weer tot leven zou komen. Dat er daarbij roze rozen zouden ontstaan had hij niet voorzien, maar ja, hij wist nu eenmaal niet alles.

 

Kort na al deze wonderbaarlijke en soms ook schokkende gebeurtenissen vond het huwelijk plaats van de edele prins Christian en de mooie prinses Narcisa. Uit eerbetoon aan Christian, en om te tonen dat ze niet meer de ijdele en verwaande persoon van vroeger was, liet ze zich voortaan echter Rosita noemen, wat ‘kleine roos’ betekende. De koning, tevreden dat zijn opvolging verzekerd was, ging kort daarop op pensioen. Nou ja, hij startte wel een klein investeringsfonds op, want een mens moest nu eenmaal iets te doen hebben.

 

Het eerste besluit van de nieuwe koningin Rosita en koning Christian was aan de tovenaar vragen om er met zijn magie voor te zorgen dat rozen voortaan in gans de wereld konden groeien want ze vonden dat zoveel pracht vrijuit gedeeld moest worden. De tovenaar, die eigenlijk heel sentimenteel was, ging maar al te graag op hun verzoek in. Als beloning kreeg hij elk jaar in de winter zoveel aardbeien toegestuurd als hij maar wenste. Daar was hij namelijk dol op.

 

En ze leefden allemaal nog lang en gelukkig.

 

Reacties

Contactformulier

Naam

E-mail *

Bericht *

Meest gelezen